Mannen

Negen jaar geleden, ik was 25 en net afgestudeerd, was ik lange tijd op zoek naar een baan. Ik wilde schrijven, maar hoe begon je daarmee? Het leek me verstandig om ervaring op te doen in de uitgeverswereld. Ik solliciteerde op alles wat los en vast zat, ook op stages. Mijn moeder had gezegd dat je soms nederig moest durven zijn om je doelen te bereiken.
Er was maar één uitgever die me uitnodigde. Hij had een vacature voor pr-medewerker. Omdat we een onderhoudend gesprek hadden en omdat hij me na afloop drie romans meegaf, hield ik een goed gevoel eraan over. Ook toen hij een dag later mailde dat hij voor een andere kandidaat had gekozen. Ik stuurde terug dat hij ook aan me mocht denken als hij een klusje had, hoe klein ook. Dat nederige ging me goed af. 
Drie weken later mailde hij. Hij had een klusje. Er was een manuscript van een bekende filmregisseur binnengekomen, hij twijfelde of hij het moest uitgeven. (Ik dacht aan Reinout Oerlemans.) De uitgever vroeg me om het te lezen, dat zou hij ook aan twee anderen vragen. Ons oordeel was anoniem. Zeventig euro kregen we. Ik las het manuscript en dacht: Reinout mag nooit meer een pen aanraken. Elke vrouw had een ranke hals, ranke enkels of ranke schouders. Ik beoordeelde het als clichématig, onderbouwd met voorbeeldzinnen die in een bouquetreeks nog zouden misstaan. ‘O schatje, wat was het geweldig, ik ben gesmolten en een nieuwe ik is naar buiten gekomen.’ De uitgever bedankte me, maar zei dat hij meer had aan de mening van de anderen gezien hun nuance. Stelletje diplomaten, dacht ik, het was toch anoniem? 

Deze week kreeg ik na jaren weer een bericht van deze uitgever, voor sommigen berucht, weet ik inmiddels. Ik heb een zwak voor hem, omdat hij me zag staan in een tijd waarin ik onzichtbaar was. Hij las dat ik een boek schreef en wilde lunchen. We zaten in café Wildschut. Hij vroeg: ‘Hebben wij niet ooit al eens koffiegedronken?’
Ik herinnerde hem aan mijn sollicitatie. Hij kneep zijn ogen tot spleetjes; ergens kwam het vaag terug. Hij prees me om mijn verhalen, wilde meer van me lezen, dus een boek was zeer welkom. Ik zei dat hij me op een slecht moment trof: ik had mijn boek net laten lezen aan twee meelezers die een bepaald deel van het boek niet sterk vonden. ‘Ik schaam me dood,’ zei ik. ‘Ik ga het even opzij leggen.’ Zijn blik was vol compassie. ‘Wat sterk dat je dit vertelt.’ Hij was even stil en leunde met zijn voortanden op zijn duimen. ‘Ik moet opeens denken aan iets soortgelijks. Ik heb ooit, en dan heb ik het over tien jaar geleden ofzo, een poging gedaan tot een roman. Ik was net gescheiden, ik moest het kwijt. Ik heb het toen aan drie studenten laten lezen en gezegd dat het van een filmregisseur was. Eén meisje was keihard in haar feedback, meedogenloos zelfs. Goh, ja, daar heb ik toen ook van moeten bijkomen.’
Het was mijn beurt om vol compassie te kijken. 
Buiten belde ik direct een vriend. Hij zei: ‘Je beseft toch wel dat hij vannacht wakker schrikt en zich realiseert dat jij dat was!’

Lees hier waarom ik een doneerknop heb.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *