Bedelaar

Deze column verscheen eerder in LINDA.

Een vriendin vertelde dat ze in de trein van Utrecht naar Amsterdam zat en een gedrongen man de treincoupé binnenstapte.
‘Dames en heren, mag ik jullie aandacht! Samen met een groep gehandicapten heb ik geoefend op een geweldige act. Wij willen die act hier aan jullie laten zien. Zouden jullie daar iets voor over hebben?’
Volgens de vriendin dook iedereen in zijn tas om geld te zoeken, de hele coupé had zin in zo’n verzetje. De vriendin ook, ze verkneukelde zich bij het idee.
Nadat iedereen had gedoneerd, bedankte de man de passagiers van harte en liep naar de volgende coupé, om nooit meer terug te komen. Er werd hier en daar gegrinnikt. Op zo’n sluwe manier geld vragen was een act op zichzelf.
Ik dacht aan mijn weekend Parijs. Ik dronk koffie op een terras. Ik had uitzicht op een kleine, magere bedelaar met een gebruind ontbloot bovenlijf en een zwarte pofbroek. Hij zat gehurkt op de hoek van de straat. Er kwamen twee mensen aan die over zijn bakje met geld struikelden. Hij stond verontwaardigd op. De mensen holden achter de rollende munten aan, het waren muntjes van niks, en gaven het snel aan hem terug, de handen in bidhouding ter verontschuldiging. Vervolgens stootte de vrouw haar man aan, hij moest iets geven vond ze. De man gaf een muntstuk dat de bedelaar ergens in zijn broek verstopte. 
Hij ging weer in gehurkte positie zitten, zette het doorzichtige muntbakje weer voor hem neer, een meter van hem af, en wachtte. Even dacht ik: zet dat bakje dan ook niet zo idioot neer, totdat ik de truc doorhad. Er waren mensen die snel de straat overstaken voordat ze de man moesten passeren, maar de mensen die rechtdoor liepen overkwam steeds hetzelfde lot: ze stootten met hun voet tegen het bakje, keken achter zich omdat ze gerinkel van geld hoorden, zagen de schade die ze hadden berokkend, de vernedering, en trokken onmiddellijk hun portemonnee. Omdat de bedelaar inmiddels door had dat ons terras groot plezier beleefde aan het schouwspel, knipoogde hij steeds naar ons als hij het bakje weer naar voren schoof. 
We waren een team. We stonden aan zijn kant. 
Van veraf zagen we twee gespierde mannen aankomen, de een getatoeëerde kuiten, de ander een Oakley-sportzonnebril op het kale hoofd. Mannen van wie je vreesde dat ze nog een extra schop tegen het bakje zouden geven vanwege de onnozele positionering. We hielden onze adem in. Ze liepen in stilte met stoïcijnse blikken langs de bedelaar, het bakje kreeg een oplawaai tot aan de overkant van de straat. Een van hen hoorde gerinkel, zag niet direct wat het was en wilde doorlopen, maar de bedelaar stoof omhoog en speelde zijn verontwaardiging. ‘Mais non!’ De mannen stopten, zagen wat ze hadden aangericht, en sloegen de handen voor de mond. Ze werden jongens. De een gebood de ander de muntjes te zoeken, de ander haalde zijn portemonnee uit zijn achterzak. Met excuserende gebaren gaf hij een briefje aan de man en klopte hem op de blote schouder. 
Ik dronk die middag vier koffie. 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *