Deze column verscheen eerder in Het Parool.
We zouden de overstap in Rome naar Amsterdam ondanks de vertraging in Sicilië mákkelijk halen, zei de stewardess. Maar dat was gelogen, bleek toen we hijgend met zijn drieën bij de gate aankwamen.
Het was zondagavond negen uur. De eerste vlucht ging maandagochtend pas.
Mijn gezelschap was boos.
Mij kwam het goed uit: we hadden om vier uur abrupt de zondagse lunch van het bruidspaar moeten verlaten om naar het vliegveld te gaan. Een ongezellig einde, vond ik.
We stonden voor de servicebalie in Rome.
‘Ik ga even heel erg boos doen tegen deze mensen,’ waarschuwde vriend M.
‘Zal ik alvast bij restaurant Dal Bolognese reserveren, als we hier moeten overnachten?’ vroeg ik.
Hij knikte.
De servicemedewerkster bood ons drie kamers aan in een hotel.
‘You are staying ien Il tone gardine,’ zei ze. ‘it ies the last stop wiez the shuttlebuzz.’
Achter ons stonden twee Rotterdammers, Ron en Ursula, met hetzelfde probleem. Ze konden erom lachen.
‘Nog een extra nachie zonder de kids.’
Vijf stuks om precies te zijn.
‘Daarvoor heb je exen,’ lachte Ron.
Vriend M. bood aan om ook voor hen de schadevergoeding te willen regelen als hij toch bezig was. Er werden nummers uitgewisseld.
‘Slapen jullie ook in het Hilton?’ vroeg Ron.
‘Nee, een of ander Italiaans hotel,’ antwoordde ik.
‘Wij slapen in het Hilton!’ riep Ursula. ‘Ja, echt!’
‘Misschien hebben jullie vriendelijker gehandeld,’ zei M.
Met tientallen andere gedupeerden reden we door een donker en verlaten gebied in een shuttlebus.
Terwijl vrienden M. en P. met Ron en Ursula in gesprek waren, staarde ik uit het raam. Op een donker gebouw, achter een viaduct, zag ik met verlichte letters ‘Hilton’ staan.
‘Jullie moeten er hier uit!’ riep ik.
De bus stopte aan het eind van een lange weg. ‘Jullie moeten even een stukje teruglopen.’
‘Lekker dan,’ zei Ursula. ‘Met onze koffers dat pokkenend in ’t donker terug sjokken.’
Mokkend stapten ze uit.
Tien minuten later kwamen we aan bij de laatste stop en zagen we ons hotel: Hilton Garden Inn.
De buschauffeur riep het om: ‘Prego. Il tone Gardine.’
Ik keek mijn reisgenoten aan; toen pas begon het ons te dagen.
‘Gewoon even een stukje teruglopen,’ deed M. met een vrouwenstem na.
Hij reikte me zijn telefoon aan waarop hij het nummer van Ursula had opgeslagen. ‘Vertel jij het ze maar.’
De telefoon ging niet over.
‘Waarschijnlijk hebben ze geen bereik daar langs de vangrail in the middle of nowhere,’ zei P.
De volgende ochtend troffen we ze in de rij bij de gate.
‘Wij zaten bij het verkeerde Hilton,’ zei Ursula beschaamd. ‘Hoe was dat Italiaanse hotel van jullie?’