Brood

Deze column verscheen eerder in De Limburger

Aan de lunchtafel op mijn freelancekantoor zei de collega rechts van me, Martijn, 58, over het brood van zijn buurman: ‘O, heb jij dat brood, dat is niet te nassen.’ 
De buurman, Cor, 61, keek hem verbaasd aan. ‘Dit is heerlijk brood.’ 
Hij legde uit van welke bakker het was. ‘Ja’, zei de collega naast me, ‘ik ken die bakker, maar dat brood kocht ik laatst en ik vond het niet lekker.’ 
‘Waar haal jij dan je brood?’ vroeg Cor. 
Martijn legde uit dat er bij hem om de hoek, toevallig ook mijn om de hoek, een geweldige bakker zat. Op zaterdag stond er vanaf tien uur een rij tot aan de andere straat. 
Ik beaamde het. Het was goed brood. Het kostte wel 7 euro, iets waarvan mijn moeder een gil slaakte toen ik het haar vertelde. 
Ze hadden er ook heerlijke croissants met een roomlaagje erop. Ik vertelde mijn collega’s dat ik laatst mijn vriend uitnodigde voor een lunch bij mij thuis waarvoor ik allerlei lekkere dingen wilde halen, waaronder die croissant met dat prachtige roomlaagje. Een medewerker van die bakker legde me uit dat je het kartonnen doosje goed rechtop moest houden, want als ik het doosje op de kop zou houden, zou het roomlaagje tegen het karton aankomen. Hij wijdde er zolang over uit dat ik vrijwel zeker wist dat hij niet helemaal goed was. ‘Dus met de sticker naar boven houden,’ zei hij. 
‘Ik geloof dat ik het nu snap,’ zei ik, en ik zette mijn rieten boodschappenmand op de toonbank. 
Vervolgens deed de jongen ongevraagd het kartonnen doosje in mijn rieten mand. Schuin. Ik had nog gefronst, dacht: hij zal toch zeker weten wat hij doet? 
Thuis maakte ik het doosje open: de hele roomlaag was uitgesmeerd over het karton. Ik kreeg een woedeaanval zoals je die weleens bij driejarigen ziet in de supermarkt. 
Een andere collega haakte erop in met zijn laatste bakkerservaring. Hij had lang in de rij gestaan, kreeg toen een stuk brood mee in een S-vorm, en toen hij vroeg of ze het kon snijden zei de vrouw dat ze dat nooit deden vanwege de versheid. Ze zei: ‘Je moet het zelf snijden, maar jij kunt dat.’ Mijn collega keek ons allemaal een voor een aan. ‘Een vre-se-lijke opmerking.’ Toen hij thuiskwam bleek het ook nog eens ‘kutbrood’ te zijn. We luisterden aandachtig, wat hem ertoe bracht om te zeggen: ‘Het is niet echt een verhaal met een punchline verder.’
Daarop zei Cor, die met het vieze brood: ‘Ik heb ook een verhaal over brood, ook zonder punchline.’
Ik tunede uit en smeerde boter op mijn boterham. Het enige wat ik nog meekreeg, was: ‘En omdat ik tegen die kennis zei dat hij oud brood had gekocht, stond hij op en sloeg mijn bril van mijn neus.’ 
We keken hem verbouwereerd aan. 
‘Jeetje, Cor,’ zeiden we. 
Wat een ontknoping, had ik maar opgelet. Wat zou nu de aanloop zijn geweest? 
Toen ik weer achter mijn computer zat dacht ik twee dingen: brood is een zeer gevoelige aangelegenheid. En niemand zou ooit een verhaal moeten beginnen met de aankondiging dat de punchline ontbreekt. 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *