Deze column verscheen eerder in De Limburger
Acht dagen gingen we naar Los Angeles. Lastminute, een nieuwe poging om echt te ontspannen.
Op donderdagavond – we zouden vrijdagochtend om 10:00 vliegen – appte M. me dat het inchecken niet lukte. ‘We hadden een ESTA moeten aanvragen.’
Ik stond in de rij in een leren tassenzaak. De eigenaar had er – vermoedelijk als neveninkomen – pakketpost bij genomen en ging daar bijna aan ten onder. Terwijl hij wanhopige dingen riep naar ons, de rij – hij smeekte of we alsjeblieft morgen wilden terugkomen, het was te veel – las ik dat appje. Ik kreeg bijna een wegtrekker.
Het was de zevende keer dat ik naar Amerika ging, maar ik had er geen moment meer aan gedacht dat je vooraf een reismachtiging moest aanvragen. Eenmaal buiten had ik vier gemiste oproepen van M.
“Ik heb de KLM gebeld, het gaat niet meer. Het kan drie dagen duren voordat zo’n formulier is goedgekeurd.’
Acute schaamte. Ik dacht aan die keer dat ik een fotowedstrijd van T-Mobile had gewonnen en daarmee een tiendaagse reis naar Miami, maar ik trof die mail pas een halfjaar later in mijn spam. Ook toen dacht ik: dit vertel ik niemand.
M. begon over omboeken naar Turkije. Mijn wangen tintelden. Ik dacht aan fotoshop en hoe we een Turks strand op Venice Beach lieten lijken.
Thuis googelde ik naar spoedvisa, een hoop schimmige websites. Dan maar de reguliere route, met de kans dat het pas over drie dagen werd goedgekeurd. Het was inmiddels acht uur in de avond.
“Laten we intussen gewoon onze koffers inpakken,” zei ik.
Een uur later belde M. “Check je mail. Die van mij is goedgekeurd.”
Ik checkte mijn mail. Niks. Opnieuw schaamte.
M. zei dat het goed kwam. Maar een uur later had ik nog steeds geen mail, en weer een uur later ook niet.
Hij zei dat ik gewoon mijn koffer moest inpakken, om zeven uur in de ochtend zou hij me komen ophalen met de taxi. Hij klonk monter.
Om drie uur ‘s nachts checkte ik mijn mail. Niks. Ik belde de Amerikaanse ambassade en toetste #1 voor noodgeval. De Nederlandse vrouw was uiterst vriendelijk, maar kon niks voor me doen. Ik belde ESTA en kreeg een Amerikaanse aan de lijn, die ook niks voor me kon doen.
Ik appte M. dat hij al kon komen als hij ook wakker was. ‘Ik kom eraan.’
Daar stonden we, midden in de nacht bij de KLM-helpdesk. Nee, zei de KLM-medewerker, zonder visum geen doorgang, het kon tot drie dagen duren voordat het werd goedgekeurd.
Ik belde opnieuw naar ESTA. ‘It can take up to 72 hours,’ zei de vrouw. Goh.
Kon ze niet even kijken of mijn naam was doorgekomen in het systeem?
Dat kon ze wel doen, ja. (Je moet servicemedewerkers blijkbaar eerst vertellen dat je druk op de borst hebt.)
Ze zei: ‘I see. It is a draft. You didn’t pay.’
Ik liet alles uit mijn handen vallen, paspoort, creditcard en telefoon, waarna M. mijn formulier opnieuw invulde, beheerst en kalm.
‘Laten we koffiedrinken,’ zei hij. ‘Als je wacht gebeurt er niks.’
We dronken koffie, ik ververste dwangmatig mijn mail. Een halfuur later keek ik op mijn telefoon: het was goedgekeurd.
De KLM-medewerker van de helpdesk zwaaide ons zowat persoonlijk uit.
In het vliegtuig zaten we kaarsrecht van de adrenaline. Toen ik na vijf uur bijna wegdommelde, kwam de steward naar ons toe.
‘Bent u mevrouw Hoogenberk?’
Ik knikte.
‘We hebben uw creditcard op het vliegveld gevonden. We hebben hem uit veiligheidsoverwegingen vernietigd.’
De ontspanning leek nu echt dichtbij.