Ingezonden brief

Deze column verscheen eerder in De Limburger

Mijn moeder had gebeld. Ik nam me voor om haar straks terug te bellen, maar dat voornemen vergat ik in de loop van de dag. 
De volgende ochtend had ik weer een gemiste oproep. Dit was ongebruikelijk, ik belde meteen terug. Mijn moeder neemt altijd op, ook als het niet uitkomt, een eigenschap van meer moeders. Mijn nichtje klaagde eens dat ze het misleidend vindt als haar moeder opneemt om vervolgens te zeggen dat ze nu niet kan bellen. ‘Neem dan gewoon niet op!’ 
Mijn moeder nam op en zei: ‘Ha Stefke, ik bel je over een kwartier terug.’ 
‘Je hebt twee keer gebeld,’ zei ik. ‘Is het urgent?’ 
‘Nou,’ zei ze. ‘Niet urgent, maar er is iets wat ik met je moet bespreken.’ 
‘Zeg het maar meteen dan,’ probeerde ik nog, maar ze moest nu echt ophangen, ze zat bij de pedicure. Ik hing hoofdschuddend op en dacht na over wat het allemaal kon zijn.
Ik dacht terug aan tien jaar geleden. Ik zat in de trein op weg naar Zandvoort met mijn toenmalige vriend, ik was net verliefd, en mijn vader belde: ‘Ik ben op weg naar Amsterdam.’
Ik wist meteen: hier is iets vreemds aan de hand.
‘Is er iets erg gebeurd?’ vroeg ik.
‘Ik moet je iets vertellen over mama,’ zei hij.
‘Is mama dood?’ huilde ik.
‘Ik geef je haar even.’
Op dit punt werd ik kwaad. De trein denderde verder en mijn machteloosheid groeide.
‘Hoi Stefke,’ zei mijn moeder met een treinstem. ‘Wij komen naar Amsterdam.’
‘Heb je kanker?’ vroeg ik.
‘Ja,’ zei ze.
‘Waar?’
‘Breast.’ 
Later, toen alles goed kwam, heb ik ze om de oren geslagen met zoveel onhandigheid. ‘Breast,’ gebruiken we nog weleens als we niet vrijuit kunnen spreken.
Aan deze situatie dacht ik elke keer als ik twee oproepen miste. Was ze opnieuw ziek? Was er iets met mijn vader? 
Uiteindelijk belde ze. ‘Vertel!’ zei ik. 
‘Er is een ingezonden brief in De Limburger geplaatst over je column.’
Mijn hart sloeg over. Wat erin stond kon ze zo niet een-twee-drie vertellen, alleen dat ze het ‘een heel akelige brief’ vond.
‘Zullen we dan ophangen?’ vroeg ik. ‘Is dat misschien handig? Dat ik het zelf even lees?’
Het bleek om de mening van Mieke Eijssen uit Maastricht te gaan. Mieke E. vond dat er in mijn allereerste column geen diepgang zat en geen humor. ‘Een column beginnen met IK, is al fout. In Amsterdam gezeten, dat doe je in de gevangenis. Zo niet, dan woon je in Amsterdam. (…) Dit is papiervulling.’ 
Was dit waar mijn moeder me met zoveel omhaal over had gebeld?  
Op het moment dat ik mijn moeder wilde terugbellen om uit te leggen dat sommige mensen niet veel om handen hebben, belde vriendin Janneke. Die had zojuist een soortgelijke ervaring. Tijdens haar schrijftraining voor ambtenaren was er een negenenveertigjarige man die onderuitgezakt meedeed, niks noteerde, en halverwege de les vroeg of Janneke wist dat er een heel slechte recensie over haar debuut (uit 2008) op internet stond. ‘Voor dit soort mensen moet je heel lief zijn, Stef.’ Ze had weleens op televisie gezien wat er bij babyaapjes gebeurde die geen aanrakingen kregen in die eerste belangrijke levensfase. Mieke E. schreef: ‘Als dit het niveau blijft van de column van Stéphanie Hoogenberk, dan lees ik nog liever de ingezonden lezers brieven.’ Lezersbrieven is één woord, Mieke. Zo helpen we elkaar.  

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *